Tussen de gesprekken door over het paardrijden van mijn dochter, de concertkaartjes van de ene en de nieuwe UGG’s van de andere zoon, terloops ook gezegd, oh, ja, ik ga vanavond naar de informatiebijeenkomst van de gemeente. Gaat over opvang van vluchtelingen. “Eens kijken wat ze te vertellen hebben.” Daaraan gekoppeld wat algemeenheden over ellende in de wereld en wat stichtelijke woorden: “Jongens, wees blij dat je hier bent geboren en niet in Syrië…” Ze horen het aan, “dat zeg je altijd”, zeggen ze en gaan verder op hun mobieltjes.
Je leest er dagelijks over in de krant, twitter en facebook staan er vol mee, maar de beelden van het verdronken jongetje zijn allang vervaagd, het gaat nu niet meer over vluchtelingen, zij zijn statistieken geworden en prognoses. Het gaat nu vooral over bezorgde, boze of zelfs woedende bewoners. Ze klagen over gebrek aan inspraak, zeggenschap, hebben verhalen en zorgen. De wereld is kleiner geworden, enger geworden. Het leed komt van ver weg dichtbij.
Vanochtend hadden de kinderen geen gym, de bedden werden klaargezet in de sporthal. Ze komen vandaag dus, was het verhaal, die maximaal tweehonderd vluchtelingen waar de burgemeester gisteren over sprak. Ze had gezegd dat de wereld in brand staat en dat wij onze ogen niet gaan sluiten of woorden van die strekking. Ze had gevraagd om deze mensen, die huis en haard hadden verlaten, het gevoel te geven welkom te zijn. In de loop van de dag bleken het er honderdvijftig te zijn. En ze kwamen uit Pijnacker. Ze kwamen met bussen. Er waren zelfs beelden van hun vertrek. De burgemeester had ze daar uitgezwaaid. En had nog gezegd dat het zulke aardige mensen waren. Ze hadden het gezellig gehad sinds zondag dat ze daar hadden gelogeerd in net zo’n sporthal als de onze hier. Er stonden foto’s online van de bussen. Ze zouden vertrekken. Ze hadden koffers op wieltjes. Een foto van een jochie, zes of zeven jaar oud, regenjack aan met reflecterende strips, zeulend aan een koffer met reclameopdruk en een slaapzak. Zo zien mijn kinderen eruit als ze naar schoolkamp gaan. Hoe lang is die reis helemaal uit Pijnacker eigenlijk? Ze vertrokken vanmiddag om twee uur. Wanneer komen ze aan? Hoeveel bussen zijn dat, drie of zo? Iemand had bij de brug een spandoek opgehangen: “Welcome!” Ze komen steeds dichterbij. Ze worden steeds tastbaarder.
Er zijn spullen nodig. Handdoeken, lees je op twitter. Oké, er zijn nu genoeg handdoeken. En nog drie vrijwilligers. Geregeld, ze zijn er. Zo organiseert een kleine gemeenschap crisisopvang. Opgewekt en warm. Intussen was ik na een lange werkdag in mijn eentje op de restjes avondeten aan het kauwen, toen ik de tweet van Laura las. Na zo’n hele dag dat er van alles gebeurt en je hoofd vol raakt, kwam die tweet binnen. Ik was er even stil van. Een traantje. Zij schreef: “Voor 8 babybedjes lakentjes en dekens of slaapzakken als u heeft. Brengen naar het Spil in Monnickendam”. Geen zeven, ook geen negen babybedjes. In de bussen die eraan komen, ze kunnen er elk moment zijn, zitten dus acht baby’s. Die vannacht in die acht babybedjes slapen onder de lakentjes met Winnie de Poeh en Nijntje. Heel concreet en precies. Acht.
Toen kwam mijn dochter terug van de tienerdisco en vertelde dat de bussen er zijn. Er was geklapt. En er waren mensen in de sporthal, ze had een kindje horen huilen. Zielig was dat, zei ze. Ik hoop dat zijn moeder er is en hem kan troosten. Ik hoop dat hij niet alleen is.