De afgelopen vier weken zijn mijn raadsleden in diverse samenstelling minstens veertien keer gesignaleerd in wat het publiek en de pers zouden noemen: een achterkamer. Wat daar gebeurt, is niet-openbaar en dus denkt men meteen dat er in het geheim politieke beslissingen worden genomen die het daglicht niet verdragen. Een waar gevaar voor de democratie, zeg maar.
Ik weet dat van die achterkamers er twee een training integriteit waren, een thema-avond over regionale samenwerking, een presidiumvergadering over het afdelingsplan van de griffie, twee technische vragenrondes over onder meer de programmarekening, een werkgroepoverleg over een raadsonderzoek, drie overleggen met woordvoerders om commissievergaderingen voor te bereiden, een gesprek om het papierloos werken te evalueren, een fractieoverleg en een werkbezoek aan een schoolbestuur.
Had het ook in het openbaar gekund? Waarschijnlijk wel, maar met verlies van waardevolle informatie en uitwisseling. Dan hadden de dames en heren politici heel deftig en weloverwogen hun standpunten geopperd vanuit hun glazen huis. Vragen of twijfels, het uitwisselen van ervaringen en meningen, het open en kwetsbaar opstellen was dan achterwege gebleven. Hoe erg ik achterkamertjespolitiek ook vind, nog erger vind ik het als raadsleden geen tijd en gelegenheid krijgen om zich op een goede manier voor te bereiden op hun werk, namelijk het beoordelen van informatie, het afwegen van argumenten en tot slot het nemen van besluiten. Die voorbereiding doen ze samen en met elkaar, met het bestuur, met ambtenaren, bewoners en organisaties. Hetzelfde geldt in belangrijke mate ook voor hun deskundigheidsbevordering of discussie over hun werkwijze. Dit soort activiteiten is niet geheim, niet openbaar, maar gewoon intern.
Misschien moet de raad, naast de openbare vergaderingen, ook deze activiteiten op internet zetten, zoals het college dat doet. Of mogelijk een perscommuniqué uit laten gaan na elk intern overleg of activiteit. Of er meer over gaan bloggen en twitteren. Goed voor de transparantie dat iedereen weet wat er wordt besproken. En ook nog goed voor de beeldvorming dat men weet dat raadsleden meer doen dan vergaderen alleen.