Stel je hebt als gemeente oprecht je best gedaan om burgers te betrekken bij beleid of bij een plan. Je hebt in elk geval de regels, verordening en draaiboek participatie nauwgezet gevolgd. Je beste mensen erop gezet. Financiën en tijdspad duidelijk gemaakt. En van de communicatiemiddelen een evenwichtige mix gekozen. Liefst wil je het traject feestelijk kunnen afronden met blije mensen die emotioneel elkaar omarmen. Op z’n Hollywoods: Happy End!
Als dat niet lukt en niet iedereen extatisch is over het verloop en het resultaat, verwacht je op zijn minst waardering voor de bereidheid. We agree to disagree, geen probleem, partijen gaan uit elkaar als vrienden. Volgende keer beter.
In de praktijk blijkt zelfs dat niet haalbaar. En eindigt participatie vaak in teleurstelling en verongelijktheid. De eerste vraag die wij dan stellen is wat wij verkeerd hebben gedaan, welke instrumenten niet ingezet, welke mensen op de klus gezet, wat hebben we gemist? En ook vragen wij ons af wat wij eigenlijk verwachten van participatie, wat van onze gesprekspartners en wat ook vooral van onszelf? Wij deden ons best, maar was het genoeg?
Mijn dochtertje van negen is fan van Victorious, een Nickelodeon-serie over highschool-tieners. Uit volle borst en met bijpassend gebaar en choreo zingt ze mee met hoofdrolspeelster Tory: “All I want is everything, yeah whoa oh!” Om te smelten zo schattig. Ze heeft geen idee wat ze zingt, maar elke keer overvalt de onredelijkheid van haar uitroep mij weer. “Ik wil alles!”
Zo doen wij dat binnen gemeenten ook. Wij willen alles. Wij willen dat burgers meepraten, maar houden de touwtjes in handen. Wij staan open voor oplossingen, maar hakken zelf de knoop door. Tegenspel oké, maar met mate. Deelbelangen mogen er zijn, als er maar consensus komt in naam van het algemeen belang. Sturing en controle, regels en uitkomst, wij willen het allemaal bepalen. Ja, zo gaat het dus niet werken. Wij zullen een stukje macht en beslissingsbevoegdheid moeten weggeven. En erop vertrouwen dat het goed komt.