Beter, hoger, maximaal

In een interview met de Volkskrant zei minister Bussemaker: “Wat mij stoort is dat iedereen altijd maar ‘hogerop’ wil.” Had de minister met haar uitspraken over de meest passende en niet de hoogst mogelijke opleiding voor studenten het Peterprincipe in gedachten? Misschien dacht ze aan tieners die gepusht worden om bovengemiddeld veel energie en tijd te besteden aan minstens twee sporten, zingen in een koor, bespelen van een instrument en talloze clubjes, waarmee hun agenda al op jonge leeftijd overloopt. Het Peterprincipe voor tieners: beter, hoger, maximaal, tot ze het, ondanks hun jeugdige veerkracht en aanpassingsvermogen, niet meer aankunnen? En onvermijdelijk een studie kiezen boven hun vermogen en daar ongelukkig van worden?

Waar ligt de grens tussen pushen en stimuleren en in het verlengde hiervan de grens tussen willen en kunnen? De ene tiener moet alles uit de kast halen voor een zesje, terwijl de ander moeiteloos een negen haalt.

Als wij onze kinderen (onszelf, onze vrienden, onze medewerkers) aansporen om hun best te doen, willen en kunnen wij dan tevreden zijn met het ‘het meest passende’? Wie bepaalt eigenlijk wat dat is? Met ons hele hart gaan wij voor het beste en het beste is de tien!

Een paar jaar geleden was er een film, The secret. Wetenschappers, filosofen en anderszins wijzen deden het geheim van geluk en succes blijmoedig uit de doeken. Het heeft allemaal te maken, vertelden zij, met de wet van de aantrekking, the law of attraction. Als je namelijk iets echt heel erg graag wilt, dan moet je dat doel visualiseren, je moet het concreet voor je zien. Hoe vuriger je iets wilt, hoe sterker het universum reageert. Je trekt het geluk en het succes als het ware aan. Het Bijbelse “vraag en er zal je gegeven worden”, maar dan in de vorm van snelle auto’s, luxe huizen, lucratieve business. De film was een groot succes, in alle talkshows ging het erover, er kwam een boek, een uitleg van het boek, een documentaire met de making of, workshops, fans.

Regelmatig reed ik langs een oud stationnetje. Het stond te koop. Elke keer dacht ik hoe prachtig het zou zijn om daar te wonen, de plek, de authentieke details, de karakteristieke architectuur, de nostalgische uitstraling. Niet op te brengen natuurlijk. Geïnspireerd door the secret maakte ik toch een afspraak met de makelaar. Om te ervaren hoe het zou zijn om er echt te staan, met de hand over de balustrade de trap op te lopen, door het raam te kijken, mijn voetstappen te horen over de stenen vloer. Zou het voelen zoals ik mij dat voorstelde? En dan … wie weet? Het werd een grote desillusie. Het was een puinhoop binnen, niets van te maken en het belangrijkste: ik voelde helemaal niets. Ik kwam niet eens toe aan de vraag of dit voor mij het hoogst mogelijke was. Exit verlangen, exit secret.

Wij hebben wensen en verlangens, soms vage, soms concrete, en zijn op zoek naar het geheim: hoe word ik gelukkig? Het zit in de mens om meer te willen, beter, hoger, mooier. Voor onszelf, persoonlijk, zakelijk, maar vooral voor de volgende generatie. Hoe kun je dan een lijn trekken en stellen dat iets passend is, of anders gezegd genoeg?

Ik zat nog op school toen de droom er voor het eerst was. Om de paar jaar keert die terug, nog steeds. Ik ben thuis iets alledaags en triviaals aan het doen. Ik doe het raam open, dweil de vloer, schuif iets in de oven of lees een boek op de bank. En plots zie ik dat er naast het raam, achter het gordijn, bij de keuken of naast de bank een deur is, een trap of een gang. Die zie ik voor het eerst. In mijn eigen huis, hé! Hoe kan dat? Wat is dat? Het is een gek gevoel, eng, spannend ook. En dan blijkt dat achter die deur, die trap op of de gang in nog van alles is. Achter de deur is nog een kamer met hemelbed en Frans balkon. De trap op is er nog een hoge zolder met lichtkoepels. Aan het eind van de gang is er een serre die uitkijkt over de tuin. Nooit geweten dat dit ook bij mijn huis hoort. Ik droom in mijn droom over wat ik allemaal zou kunnen met de extra mogelijkheden. Een grotere kamer voor mijn dochter, een werkkamer op zolder, op zonnige zondagen ontbijten in de serre. Ik word vrolijk wakker en rusteloos: wat ga ik nu voor iets nieuws oppakken?

Anders dan in de uitspraken van Bussemaker zit in mijn droom de diepgewortelde overtuiging dat er altijd meer is. Buiten de alledaagse lijntjes en de veilige comfortzone is er meer mogelijk. Thuis, op het werk, binnen een sociale context, op de wereld. Als je naar iets verlangt en het gewoonweg eens probeert, weet je pas waar de grens is.

Het Peterprincipe zal best bestaan, maar je kunt tot de uiterste grens gaan en er een beetje overheen. Dat anderen in je geloven werkt daarbij als een law of attraction. Je stijgt niet tot een niveau van incompetentie, maar overstijgt jouw mogelijkheden en overtreft ieders verwachting.

Referentie: Laurence J. Peter en Raymond Hull (1969), Het Peterprincipe, waarom alles altijd verkeerd gaat

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Energie | Thessaloniki