Met genoegen gooide de programmamanager de knuppel in het hoenderhok: “Waar gaat de raad straks nog over? De raad stelt de Omgevingsvisie vast en het Omgevingsplan. En klaar is Kees. Dat is het. Het college van B&W doet de rest. De agenda van de raad raakt leeg!” Een oorverdovende stilte volgde.
“Hoe zit het precies, juridisch dan?” wilde een raadslid weten. Het klopt dat de gemeenteraad in het kader van de Omgevingswet bevoegd is om de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan (lees: decentrale regels) vast te stellen. Verder kan de gemeenteraad kiezen voor een programmatische aanpak. Dit is een methode om activiteiten te beheren die een negatief effect hebben op omgevingswaarden of vastgestelde beleidsdoelen. De programma’s, waarin de maatregelen staan waarmee een omgevingswaarde of een andere doelstelling worden bereikt, worden door B&W vastgesteld. Een andere bevoegdheid van de raad is om de afgegeven omgevingsvergunningen in het Omgevingsplan te verwerken. De raad mag beleid rond welstand vaststellen en een commissie aanwijzen voor Rijksmonumenten en welstand. Tot slot monitort de raad het participatieproces, de programma’s en de omgevingswaarden. B&W verleent omgevingsvergunningen en stelt naast het Omgevingsplan beleidsregels vast.
De discussie over de bevoegdhedenverdeling raakte kennelijk een gevoelige snaar in het raadsledengezelschap. Het gevoel dat de raad met de nieuwe wet in 2021 positie en invloed kwijt raakt, overheerste. Met daarbij ook de twijfel of er straks nog knoppen zijn om aan te draaien. Totdat een raadslid, bijgekomen van de eerste schrik, ook een knuppel in het hoenderhok gooide: “Ook al gaat de raad er niet over, de raad gaat erover als de raad vindt dat hij erover gaat!” Cruyff had het niet duidelijker kunnen zeggen. Een tweede raadslid viel hem bij: “Met het budgetrecht en de actieve informatieplicht van B&W kun je als raad altijd alle kanten op! Knap college dat de raad buitenspel zet vanwege artikeltjes in een wet! Er is een juridische werkelijkheid en een politieke, toch?” De raadsleden knikten, zo was het. De toon was gezet.
De Omgevingswet heeft inderdaad niet als hoogste doel om de positie van de raad te versterken. Het doel is om ruimte te bieden aan initiatieven uit de samenleving met behoud van verantwoordelijkheid voor de omgevingskwaliteit bij de gemeente. Staat de raad daarmee buitenspel? Persoonlijk verwacht ik dat de raad meer, zoals dat heet, “aan de voorkant” aan zet zal zijn. Door goed na te denken over het karakter en de identiteit van de gemeente en dat te verwoorden in een beeld, een visie. En dan goed na te denken over de maatschappelijke opgaven: wat zijn de problemen, de oplossingen, de aanpak. Bij de aanpak horen ook de spelregels om te komen tot keuzes en controle “achteraf”. En, inderdaad, “achteraf” checkt de raad of het allemaal is gelopen zoals “aan de voorkant” afgesproken.
Het is makkelijker opgeschreven dan gedaan, ik weet het. En raadskaders of -controle, het zal de bezorgde of klagende inwoner een zorg zijn. Hij zal de raadsleden aanspreken op wat er in zijn straat of buurt gebeurt. Hoe dat gesprek met die inwoner zowel “aan de voorkant” als “achteraf” gaat plaatsvinden, dat wordt een hele ontdekkingstocht. Maar als de Omgevingswet een en al dialoog en vertrouwen ademt, dan kan ik mij voorstellen dat de dialoog en het vertrouwen tussen raad en B&W de eerste, betrekkelijk eenvoudige, stap is om verder te komen.