Waarom duurt de ambtstermijn van de burgemeester zes jaar? Ik moest eraan denken na het lezen van de Thorbeckelezing (10 oktober 2018), waarin minister Ollongren een denkbeeldig gesprek voert met ‘waarde Rudolf’. Ze staan beiden voor wat zij noemt ‘een bestuur dat meebeweegt met de tijd’. De oplossingen van 1848 zijn niet dezelfde als de oplossingen van 170 jaar later. De minister kondigt aan binnen de huidige wetgeving op zoek te gaan naar meer ruimte voor experimenten.
De burgemeester blijft in elk geval zes jaar, de raad en het college vier. Dan, was de gedachte tot nu toe, is er altijd iemand, namelijk de burgemeester, die zorgt voor bestuurlijke continuïteit. Dat colleges kunnen vallen wordt in deze redenering niet meegenomen, maar het klopt uiteraard dat de raad er voor vier jaar zit. Welnu, de minister zou tussentijdse verkiezingen mogelijk willen maken. Ik zou zeggen, neem die zesjarige ambtstermijn ook eens onder de loep.
De raad doet na zes jaar een aanbeveling om de zittende burgemeester te herbenoemen. Vaak is het een automatisme voor burgemeesters die zonder noemenswaardige problemen hebben gefunctioneerd. Wil hij blijven, dan mag dat. Deze praktijk is echter in beweging. De burgemeester functioneert in een steeds complexere politieke omgeving, waarin hij wordt afgerekend op zijn prestaties en performance. Er zijn steeds meer zowel gedwongen, als vrijwillige vertrekkers. Uit de statistieken blijkt dat een burgemeester gemiddeld 5,5 jaar bij een gemeente blijft. Daarna gaat hij misschien naar een andere gemeente, hoewel de gemiddelde zittingsduur in meerdere gemeenten ook is afgenomen.
Mag ik daarom vraagtekens zetten bij de zes jaar? Is het niet meer van deze tijd om de burgemeester gewoon voor onbepaalde tijd te benoemen, inclusief een fatsoenlijk personeelsbeleid vanuit de raad? Om dat te realiseren moet de raad investeren in zijn eigen kennis en kunde om als het ware een moderne ‘werkgever’ te zijn. Het functioneren, maar ook de reflectie, de ontwikkeling en het toekomstperspectief van de burgemeester staan daarin centraal. Als er door veranderingen in de gemeentelijke opgaven, de samenstelling van raad of andere omstandigheden nieuwe eisen aan de burgemeester worden gesteld, dan gaat het gesprek met elkaar daarover. Zes jaar wachten is niet nodig, dat is een continu gesprek. Met een burgemeester voor onbepaalde tijd moet de raad goed nadenken over zijn wensen en ambities. De raad én de burgemeester moeten zo met hun tijd meebewegen. Rudolf zou het geweldig vinden!