Hij had een droom. Hij zou een verre reis maken. Naar China. Naar een dorpje met Pyramides, net al die in Egypte. Met mummies. Buitenlanders mochten er niet komen. Maar het zou hem lukken. Hij zou een documentaire maken over de Pyramides. En over de mummies. En over de reis. Hij had contacten met onderzoeksinstituten, universiteiten en uitgeverijen. Al het beschikbare materiaal had hij verzameld. Hoe chaotisch hij in zijn leven ook was, zo geordend was hij als het ging om zijn reis. Hij had contacten met geldschieters. Het zag er goed uit, zei hij. Hij vertelde er enthousiast over. Zijn ogen glinsterden. Hij ging sneller praten, harder ook. Kon zijn glimlach niet onderdrukken. Zijn rebelse krullen bewogen mee met zijn opgetrokken wenkbrauwen. Elk woord ging gepaard met expressieve gebaren. Het bovenste knoopje van zijn hemd sprong los.
Met alle details uit zijn verhalen leek het alsof je de Pyramides kon aanraken. Alsof je er in had gewandeld. In de lege ogen van de mummies had gestaard. Hoe vaak hij er ook over vertelde zijn passie was onverminderd, de verhalen boeiend. Het vuur in zijn hart en in zijn ogen brandde zonder rem. Al herhaalde hij steeds hetzelfde, hij bleef geloofwaardig. Omdat hij er zelf zo van overtuigd was dat het ging lukken. De reis, de documentaire, het zou er van komen. Er waren gesprekken gaande. Met de ambassade, met een hoogleraar, met een cameraman. Elke keer leek het project een stap dichterbij te komen. Er was nog veel te doen. Voorbereidingen, onderzoek, contacten.
Hij had een vriendin. En een baan. Daar sprak hij nooit over. Zijn vriendin en zijn collega’s waren dol op hem. Ze waren er van overtuigd dat hij zijn droom zou verwezenlijken. Ze zouden trots op hem zijn. Ze waren het al. Hij had zoveel energie en passie, dat ze zijn obsessie als bezieling zagen. Hij wilde het zo lang, hij was zo vastberaden. Ze gunden het hem met hun hele hart. Hij twijfelde niet. Ze twijfelden ook niet. Hij stond er niet alleen voor. Zijn dierbaren zouden hem met veel liefde uitzwaaien op de dag van de reis. Ze zouden hem met nog meer liefde en warmte verwelkomen als hij zou terugkeren.
Hij ging samenwonen met zijn vriendin, maakte promotie op zijn werk. Hij bleef bezeten van zijn droom, de reis, de documentaire. Een buitenlandse filmploeg had met succes de reis gemaakt. Hun productie had hij met buitengewoon veel interesse bekeken. Laaiend enthousiast was hij erover. Prachtig, prachtig, fluisterde hij, terwijl hij de film voor de twintigste keek afspeelde. Het was goed, vertelde hij, dat er internationale belangstelling was voor de Chinese Pyramides. Dat maakte het voor hem alleen gemakkelijker om voortgang te boeken met zijn project. Hij maakte een afspraak met de producent. Hij kwam opgewonden en blij terug van het gesprek. Zijn vriendin vertelde hem die avond dat zij in verwachting was.
Hij maakte een afspraak met een filmstimuleringsfonds. Hij werkte koortsachtig aan een herziening van zijn projectvoorstel. Hij schaafde het bij. Maakte het concreter. Vulde de bibliografie aan. Bekeek nog een keer de film. Maakte een nieuwe planning. En een nieuwe begroting. De ambassade stelde nieuwe voorwaarden aan zijn reis. Hij vulde zijn projectvoorstel weer aan. Hij vertelde, terwijl hij de buik van zijn vriendin streelde, over zijn droom. Alsof het de eerste keer was.
De volgende dag was hij er niet. Er lag een briefje op tafel waarop stond: “Ik ga!” Zij was zo blij voor hem. Ze vroeg niet naar details, had nooit zijn projectvoorstel gelezen, ze knikte in stille bewondering. Hoe trots zal zijn kind later op hem zijn, dacht ze.
Hij keerde nooit meer terug. Hij mocht ze niet teleurstellen.