De aanloop naar de Omgevingswet gaat gepaard met veel oefenen: met bespreken van casussen, met meedoen aan pilots, experimenteren, met alvast werken “in de geest van”. Zoals je voor een voetbalwedstrijdwedstrijd je conditie op peil moet brengen, je techniek moet verbeteren, het samenspel moet oefenen en je er mentaal op moet instellen, zo bereiden we ons voor op de veranderingen die eraan komen. We oefenen en we leren. En bij leren hoort ook fouten maken. En dat is helemaal niet erg, hoor ik raadsleden zeggen, moet kunnen. Zouden ze het echt menen?
Hoe zorg je dat lef niet wordt afgestraft maar beloond?
De opening van de Schakeldag (zie Schakeldagen.nl) werd dit jaar gedaan door Paul Iske, hoogleraar aan de universiteit van Maastricht, maar vooral bekend als CFO (Chief Failure Officer) van het Instituut voor Briljante Mislukkingen (zie BriljanteMislukkingen.nl). Hij is warm pleitbezorger van experimenteren en dus mislukken en dus leren. Het klinkt zo eenvoudig. Je probeert iets, je hebt er goed over nagedacht, je doet je best, maar het lukt niet. Ik hoor het programmamanagers, wethouders en raadsleden regelmatig zeggen: “we gaan oefenen”. Ze verwijzen naar een pilot, bijvoorbeeld een pilot omgevingsvisie of omgevingsplan. “En we gaan leren”, voegen ze daaraan toe. De vraag is wát je precies wil leren met die pilot. Aan de voorkant zul je moeten nadenken over de onderdelen waar de focus op ligt, op de puzzels die je wil oplossen, op de verbetering en de meerwaarde die je wil realiseren. Zoals je voor een wedstrijd gaat oefenen met het nemen van penalty’s. Je loopt ook niet lukraak met veld op, ieder een andere kant op, de een opwarmen, de ander dribbelen en de ander voor een leeg doel penalty’s nemen.
Iske heeft het over “briljante mislukkingen”. Dat zijn goed voorbereide pogingen om waarde te creëren, maar met een andere uitkomst dan gepland. Bij die pogingen is sprake van visie en bezieling, maar ook inzicht in de risico’s, een degelijke aanpak en een (beoogd) leereffect. Ik ben benieuwd in hoeveel van de pilots en experimenten waar we met z’n allen zo in verwikkeld zijn hier fundamenteel over is nagedacht. Weten we wat we zouden willen bereiken en wat we uiteindelijk gaan doen met de uitkomsten en de geleerde lessen? Hebben we nagedacht over welke condities er moeten zijn om een cultuur van veranderen en leren (en soms mislukken) te creëren? Hoe zorg je dat lef, want daar gaat het om, niet wordt afgestraft maar beloond?
“Niet alles zal vanaf dag 1 goed gaan”, hoorde ik recent een raadslid zeggen, “maar daar leren we van”. Toen ik vroeg hoe de raad dus gaat zorgen dat dat oké is en dat fouten maken mag, toen werd het stil. “Er zijn natuurlijk grenzen …” werd er lachend aan toegevoegd. Oké, als er grenzen zijn waar liggen deze dan? Daar was nog niet over nagedacht. Nou, dan help ik wel een beetje. Kun je met elkaar afspreken dat je de wethouder niet vanaf dag 1 gaat bestoken met schriftelijke vragen en moties bij de eerste onrust over een te laat afgegeven vergunning of een initiatief dat te veel ruimte wil? En nog scherper: spreek je als raad af dat je wethouders in de transitieperiode van de Omgevingswet niet naar huis stuurt als ze iets proberen en het niet lukt? Geef je falende, maar lerende wethouders vertrouwen en steun? Ik wacht nog op het antwoord.