Het is zo’n lieve jongen. Rustig ook. Zelfs toen hij op de wereld kwam heeft hij niet gehuild. Een heel klein beetje maar, zachtjes. Het kwam door de schrik, zoveel licht en geluiden. Eerst was alles zacht, geborgen, veilig. Hij hield zijn oogjes nog even dicht, terwijl hij met zijn warm wangetje op mijn borst lag. Een mooie jongen met zijn roze knuistjes, slanke vingertjes en piepkleine, doorzichtige nageltjes. Het rompertje, wit met bootjes, zeesterren en ankertjes, dat ik al maanden geleden voor hem had gekocht voor dit eerste speciale moment, was te groot. Hij kreeg ondanks de zomerse temperatuur een of ander mutsje op zijn hoofd. Hij droeg het geduldig. Toen de drukte om ons heen verdween, had ik hem op mijn buik gelegd. Zo’n klein hummeltje, zo kwetsbaar, een wonder. De verpleegster had mij streng toegesproken. Ik moest hem niet verwennen. Ik dacht, klets maar, hij slaapt hier op mij. Ik bleef de hele nacht ademloos naar mijn baby, mijn eerstgeborene, kijken, streelde hem zachtjes over zijn rug en voelde roerloos of hij nog ademde. Kan liefde zo diep en onvoorwaardelijk zijn? De volgende dag naar huis. De mensen op straat hadden niet eens door dat daar een wonder was gebeurd. Hier was hij, mijn gloednieuwe baby in de net aangeschafte maxicosy.
Het is een stille jongen. Hij zegt niet veel. Een beetje introvert is hij. Betrouwbaar en stabiel. Als een treintje op de rails heeft hij zijn schoolcarrière doorlopen, zelfstandig en gestaag. Was hij als klein jochie nog een beetje mollig en onhandig, waggelend over het voetbalveld, nu traint hij, let op zijn voeding, is gespierd, mannelijk. Hij heeft zijn eigen stijl, relaxt. Spijkerbroek, T-shirt of hoodie, sneakers. Hij ziet er een beetje woest uit met zijn lang krullend haar, die krullen heeft hij van mij. Hij laat het groeien, het schiet alle kanten op. De tijd dat hij zo lekker warm op mijn buik lag duurde zo kort. Nu is het een man geworden. Hij heeft zijn eigen wil, karakter, wil iets van zijn leven maken. Ik gun het hem zo, dat hij zijn dromen waar kan maken. Hoe kan ik hem helpen?
Stel ik was een Syrische moeder in Homs of Madaya. Met de gewone zorgen van moeders én de zorgen van oorlogmoeders. Hoe kan ik mijn kind helpen? Mijn zoon, mijn lieve jongen met zijn krulletjes, moet het leger in als hij klaar is met school. Om mee te vechten in de oorlog. Om aan flarden geschoten te worden door de vijand, wie dat ook mocht zijn. Om opgeblazen te worden door een zelfmoordbom. Ik zou er alles, echt alles aan doen, om hem weg te sturen. In een van die gammele bootjes, dat moet dan maar. Het is gevaarlijk. Hij is sterk. Hij haalt het. Zijn toekomst.
Maar jonge mannen zijn niet welkom in het Westen. Ze zorgen voor problemen, zeggen ze. Wij moeten ze niet. Jonge mannen zijn agressief, opgefokt. Het zijn er ook veel te veel. Als het niet anders kan, dan willen wij liever gezinnen. Als Syrische moeder zeg ik: ik kon maar voor een kind geld bij elkaar schrapen, meer is er niet. Alleen voor hem. Deze jongen is oké. Die van mij heeft een rustig en zacht karakter. Problemen heeft hij nooit veroorzaakt. Ik heb hem goed opgevoed. Hij heeft altijd zijn best gedaan op school, hij wil verder studeren, hij wil muziek maken, een beetje hangen met zijn vrienden. De reis was gevaarlijk, maar hij is er gekomen. In zijn eentje. Laat hem alsjeblieft toe. Geef hem een kans! Het is echt een lieve jongen…