Woordvoeren, initiatiefvoorstellen en moties schrijven, wheelen en dealen, ‘de wijk in’, daar waren andere raadsleden goed in. Mij lag het voorzitten van een commissie meer. In het pre-duale tijdperk waren wij in Utrecht al gestart met experimenten. Dat het systeem duaal zou worden, zei mij niets. Ik zei ‘ja’ in de eerste fractievergadering toen de voorzitter vroeg of er kandidaten waren.
Nu de raad zijn eigen agenda bepaalt, is het moeilijk voor te stellen. Toen werd ergens een agenda gemaakt, die ik via de fax kreeg om goed te keuren. Ik keek of ik snapte wat er stond en of de volgorde logisch was.
Ik vond het geweldig om voorzitter te zijn. Als voorzitter maak je het gesprek tussen raadsleden mogelijk: goed luisteren, ruimte bieden en grenzen stellen, bij onduidelijkheden vragen om toelichting, bij lange verhalen aansporen tot tempo. Je maakt het gesprek mogelijk tussen raadsleden en wethouders: zorgen dat de wethouder to-the-point blijft, geen vragen vergeet. En aan het eind een conclusie trekken over hoe nu verder.
Maar nog het aller-aller-mooiste vond ik het om onze gasten op de publieke tribune te ontvangen: uitleggen wat er gebeurt, ruimte geven aan hun betrokkenheid en kort houden bij herhalingen in hun betoog. Mijn commissie (van onder meer verkeer en vervoer) trok soms wel veertig insprekers aan, de helft voor en de helft tegen een voorstel. En dan was het de kunst om met aandacht en oprecht geïnteresseerd te luisteren en op een goede manier tot een conclusie komen.
Je hoort tegenwoordig dat het animo onder raadsleden om een commissie voor te zitten gering is. Het kost zoveel meer tijd en die tijd is er niet als je ook nog woordvoerder bent. En raadsleden gaan voor de inhoud, toch? Maar voor goede besluiten is het proces net zo belangrijk. En voor een degelijk proces is een goede voorzitter onmisbaar.