In de voorstellen van de commissie Governance staat slechts dat de VNG in samenwerking met Raadslid.Nu en de Vereniging van Griffiers een orgaan voor deze groepen gaat ontwikkelen. Beide doelgroepen blijven welkom in de commissies. En er komen ook commissienetwerken.
Er valt een wereld te winnen aan betrokkenheid. Maar één van mijn raadsleden zat ooit in een VNG-commissie. Hoezeer ik mij verantwoordelijk voelde voor zijn ondersteuning, ik kon deze nauwelijks waarmaken. De materie was te specifiek. Door een beroep op ambtelijke bijstand en de welwillendheid van de gemeentesecretaris kwamen er annotaties bij de agenda’s en was er enige afstemming. Het raadslid koppelde zelfs terug over de belangwekkende punten die aan de orde waren. Geen idee of de meegebrachte deskundigheid en de inzet meerwaarde hadden. En of onze of alle gemeenten daarvan hebben geprofiteerd. Ingewikkeld was het organiseren wel.
Zelfs het VNG-congres is voor veel raadsleden een brug te ver. In veel gemeenten is dat financieel niet haalbaar, einde verhaal. In mijn gemeente kan elk raadslid een keer in de vier jaar naar het congres. De belangstelling is echter gering. De kosten, dat het een hele dag duurt, te massaal is en dat je er door sommige burgemeesters en wethouders wordt weggekeken, schrikt raadsleden misschien af.
De commissie Governance heeft het over de kunst van relatieonderhoud. Een LAT-relatie zeker, denk ik. Het nieuwe orgaan moet zich kennelijk gaan richten ‘op vraagstukken die raadsleden en griffiers specifiek raken’. Geen idee welke dat zijn en waarom ze niet of in de eigen verenigingen of VNG-breed worden geadresseerd. Een status aparte leidt onbedoeld maar al snel tot marginalisering. Ik kan mij niet voorstellen dat, naast mogelijkheden als kennisdelen, netwerken, internetconsultatie en crouwdsourcing, er een nieuw orgaan moet komen. Maar los nog van de vorm, uiteindelijk gaat het om het principe. Is de VNG van ons allen? Wordt ieders kennis, ervaring en kijk gewaardeerd en ingezet? Het antwoord op die vraag mis ik vooralsnog.