Steunfractieleden, commissieleden, duoraadsleden (kies de naam die van toepassing is) zijn geregeld onderwerp van polemiek. De tegenstanders, die de kat de bel aanbinden, vinden de functie diffuus, de noodzaak onduidelijk en de kosten, hoewel nooit becijferd, te hoog. De rest vindt het prima. Het gaat om betrokkenen bij de partij, de politiek en/of de samenleving, om een kweekvijver. Ze steunen hun (vaak) kleinere fractie, dat ze niet mogen meestemmen is duidelijk en wat kosten ze nu eigenlijk helemaal?
Om met dat laatste te beginnen: in een gemeente tot 100.000 inwoners kan de vergoeding variëren tussen de 60-100 euro per vergadering. Bruto, hé! Ik geef toe: heb je in jouw gemeente tien fracties, elke fractie drie commissieleden en vergader je elke week, dan mag je minstens een ton reserveren voor vergoedingen. Maar in dat geval is het aantal commissieleden, volgens mij, nog het minste van je problemen.
Het optreden van commissieleden is op zich een punt. Een te uitgesproken aanwezigheid in de commissie zonder vervolgens mee te mogen stemmen in de raad heeft iets weg van schone handen. Wel een grote mond, geen stem, geen verantwoordelijkheid. Laat de fractie in dit geval of, nog beter, het presidium afspraken maken over verwachtingen en omgangsvormen.
Elke gemeenteraad moet het uiteraard zelf weten, maar ik zie het probleem niet zozeer. Wij hebben met z’n allen de mond vol van burgerparticipatie, betrokkenheid en, zeker met de raadsverkiezingen in het vooruitzicht, opkomstbevordering. Deze mensen doen precies waartoe wij oproepen. Het zijn de reservespelers, ze zitten op de bank. Ze doen mee aan trainingen en strategiebesprekingen, spelen oefenduels, houden hun conditie op peil en lopen zich warm langs de zijlijn. Het is aan de coach of ze worden opgesteld, maar als het nodig is zijn ze er. En zeg nou zelf: wie wil niet de gouden wissel zijn, die het winnende doelpunt maakt?