Participatie is een belangrijk onderdeel binnen de Omgevingswet. En een van de meest ingewikkelde overigens ook. De gemeenteraad heeft als taak om het participatieproces te monitoren. En hoezeer de uitgangspunten misschien helder zijn, in de uitvoering en afweging komen de dilemma’s al gauw op het bordje van de raad. En wat te doen dan?
Zoals bij alle dilemma’s geldt ook hier dat beide opties verre van ideaal zijn.
Er zou een wijk bij worden gebouwd. Zoveel was duidelijk. Eigenlijk was iedereen het, na jaren politiek gesteggel, daar wel over eens. Vervolgens kwamen de wensenlijstjes. Aantal woningen, groen, voorzieningen, wegen, alles moest een plekje krijgen. Elk politiek ideaal, variërend van duurzaamheid, bedrijvigheid, ruimte, toegankelijkheid en diversiteit moest worden ingekleurd op de bouwrijpe grond van de stadsuitbreiding. De idealen werden bevochten tijdens gewonnen en verloren verkiezingen, in onderhandelingen en uitruil. Het democratisch spel bracht door domweg grootte en door slim onderhandelen uiteindelijk balans in alle wensen. De wijk kwam er. Er gingen mensen wonen.
Een van die zwaarbevochten principes bij de aanleg van de wijk was het parkeren. De wijk zou autoluw worden, de ligging was ideaal voor het reizen met het openbaar vervoer, er zouden ook nieuwe stations komen. Er zouden vrijliggende fietspaden komen. De wijk was voor mensen die stedelijk en groen willen wonen. Een parkeernorm van een, waarover in een urenlange, middernachtelijke vergadering werd besloten, kreeg een krappe, maar hoe dan ook democratische meerderheid van stemmen en werd het uitgangspunt.
We zijn nu twintig jaar later. In de wijk gaat een dialoog van start om te komen tot een omgevingsvisie. Participatie wordt door de raad erg belangrijk gevonden. Liefst krijgen inwoners alle ruimte om samen de problemen in de wijk op te lossen en is de gemeente puur faciliterend. Helemaal in de geest van de Omgevingswet. “Ja, mits…” is het motto. Met stip bovenaan de wensenlijstjes van de inwoners staat parkeren. Er moet een oplossing komen voor de parkeeroverlast in de wijk. De parkeernorm is niet van deze tijd, redeneren de inwoners unaniem. Wie heeft tegenwoordig maar één auto?
En nu zit de raad dus met een hels dilemma: enerzijds de keuze uit het verleden en het uitgangspunt om een autoluwe wijk te bouwen. Het besluit was politiek en volledig democratisch gelegitimeerd genomen. De raad als het hoogste orgaan binnen de gemeente had alles afwegende voor deze parkeernorm gekozen. Anderzijds vindt de raad de mening van inwoners superbelangrijk en wil in dialoog met ze over de toekomst van de wijk. De inwoners hebben een mening en een belang, hun eigen belang. Waar de raad dus iets mee moet in de op te stellen omgevingsvisie. Zoals bij alle dilemma’s geldt ook hier dat beide opties verre van ideaal zijn. Beide, democratie en participatie, zijn belangrijk.
Het komt er dus op neer dat de raad een niet eenvoudige keuze moet maken: wat is het allerbelangrijkst? En die keuze ligt op het bordje van de raad.