In 2021 treedt de Omgevingswet in werking, waarmee de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigt en samenvoegt. Gemeenten en andere (overheids)organisaties kijken reikhalzend uit naar de uitwerking van de wet. Wat betekent de Omgevingswet voor participatie?
Naast FAQ (frequently asked questions) over de Omgevingswet zijn er ook FGA (frequently given answers). Er is eigenlijk maar een FGA: het hangt ervan af! Gaat de Omgevingswet helpen om meer huizen te bouwen, klimaatdoelen te realiseren en de economie te stimuleren? Gaat de Omgevingswet helpen om het allemaal eenvoudiger en beter te organiseren? Wat gaat het nu en later kosten? Het hangt ervan af! Van de visie, de ambities en keuzes (lokaal), van de stappen die worden gezet, de kansen die worden gegrepen en de risico’s die worden genomen.
Gaat de Omgevingswet zorgen voor meer en betere participatie? Afgaande op de nadruk op participatie (81 keer genoemd in de memorie van toelichting) en daaraan gekoppeld op het belang van vertrouwen (53 keer genoemd) zou je denken van wel. “Actieve betrokkenheid, bij voorkeur in een vroeg stadium en bijvoorbeeld volgens de ‘sneller en beter’-aanpak, is zeer gewenst, juist bij complexe projecten”, zo valt te lezen. De verwachting is dat participatie ‘aan de voorkant’, in combinatie met een grondige verkenning van de problemen, de oplossingen en de effecten, leidt tot besluitvorming met een groter draagvlak en -niet onbelangrijk- zal leiden tot aanzienlijke tijd- en geldwinst. En de ambitie reikt verder. De Omgevingswet kan ‘een bescheiden bijdrage’ leveren aan het herstel van vertrouwen in de overheid, aldus de wetgever.
Lokale uitvoering
Met andere woorden: de Omgevingswet gaat zorgen voor meer participatie!
Ho, ho, dat hangt er dus van af. De wet schrijft voor dát er participatie moet plaatsvinden. Zowel bij het maken van de omgevingsvisie, als bij het omgevingsplan (opvolger van het huidige bestemmingsplan) en ook bij het afgeven van omgevingsvergunningen. Maar de wet zegt niet op welke manier en met welke regels. Dat mag, zeg gerust: dat móét, lokaal worden uitgevonden en uitgevoerd. Een gemeente kan uitpakken met gesprekken, ateliers, experimenten, festivals, G1000’s, omgevingstafels, digitale fora, maar kan ook volstaan met een tekst ter inzage gedurende enkele weken. Het hangt dus af hoe belangrijk de betreffende gemeente (ambtelijk, bestuurlijk en politiek) participatie vindt. Een gemeente heeft op grond van bijvoorbeeld de Gemeentewet al een verordening voor participatie. Daar zou in moeten staan hoe en wanneer inwoners worden betrokken en geïnformeerd. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Ook de Omgevingswet vraagt aandacht voor participatie en draagt zijn steentje bij.
Gemeente aan zet
Nieuw is wel dat de wet ook van ondernemers en anderen verwacht dat ze ‘vroegtijdig participatie van de omgeving organiseren en samenwerken met andere initiatiefnemers in een gebied en zo een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving’. Deze verwachting gaat niet gepaard met handreikingen of sancties. Het is aan de gemeente om initiatiefnemers te stimuleren, te overtuigen of aan te spreken. Als participatie uitblijft dan hangt het dus van de gemeente af. Deze is aan zet om dan toch zelf het proces te organiseren. Maar dan moet de gemeente dat wel doen, hè! En zoals in de wet staat: niet de juridische borging, maar een professionele houding is doorslaggevend voor een goed participatieproces. Iets van spijker en kop. Glashelder.