“Weet u wat dit is?” riep ik theatraal en geheel tegen mijn persoonlijke stijl in. Ik hield tijdens het debat een kwartje in mijn vingers en liet het zien. “Het is het kwartje dat bij de wethouder niet valt”, zei ik fel. Als ik er nu aan terugdenk moet ik van gêne blozen. Hoe kwam ik erop? Ik was boos, omdat ik mijn zin niet kreeg. Maar vooral gefrustreerd. Mijn verhaal, waar ik heel goed over had nagedacht kwam bij heel veel anderen wel, maar bij de meest cruciale persoon, niet over. Ik vervolgde mijn betoog. Maar het bleef zoals het was, het kwartje viel niet.
Na de vergadering kwamen twee ambtenaren van het type oud en wijs, naar mij toe om een praatje te maken. Hoe ik het debat vond gaan (antwoord: slecht), of ik mijn punt had gemaakt (antwoord: nee) en of mijn opmerking in de richting van de wethouder eigenlijk niet te ver ging (eerlijk antwoord: ja). Wij kletsen nog wat, ik kreeg wat tips, ik mocht altijd langskomen voor meer informatie, ik moest vooral volhouden, het is allemaal voor de goede zaak, ik kreeg een bemoedigend schouderklopje, ze vertrokken. Dezelfde avond sprak ik bij de borrel met een paar collega-raadsleden, betoog goed, dat met het kwartje, het was op de grens, waarom zou je die opzoeken, het gaat om het resultaat. Na nog een schouderklopje en een wijntje ging ik naar huis.
Ik vond het toen niet leuk, maar ik had veel aan de feedback. Los van de inhoud, waar je best over van mening mag verschillen, gaat het in de politiek ook om de omgang. Niet alleen zaken als via de voorzitter spreken, enig decorum in acht nemen en zich aan de formele regels houden. Het gaat ook verder dan alleen beleefdheid en voorbeeldgedrag. Kleurrijk taalgebruik, theater, oneliners en functionele verontwaardiging, je weet vaak niet waar de grens ligt en hoe je overkomt op de ander. Goed dat mensen de moeite nemen om je een spiegel voor te houden. Politici zeggen tegenwoordig te vaak: “Ik vind dat het wél kan” of “ik kan mezelf recht in de spiegel aankijken”. Maar daarmee mep je de spiegel die anderen je voorhouden weg. Zonde! Een kans om te leren is vergooid.
Later ben ik er trouwens nog bij de betreffende wethouder op teruggekomen en heb een zuinig sorry gezegd. Waar heb je het over, was de reactie. Ach, laat ook maar.