Dit is het verhaal van mijn neefje en wat ik van hem leerde over ‘keuzebereidheid’. Hij was voor het eerst in Nederland. Hij had ernaar uitgekeken en, zoals van een twaalfjarige niet te verwachten viel, had zich verder niet verdiept in de aanwezigheid van attractieparken, cultuur en bezienswaardigheden. De reis, het logeren, alleen, dát was het grote avontuur. Toen ik vroeg: “wat zullen we eens doen?” kreeg ik mijn eerste les in keuzebereidheid. “Waar kan ik uit kiezen?” was zijn terecht antwoord.
Bij het maken van keuzes hebben we dus informatie nodig. Welke opties liggen er voor ons open? Wat betekent elke optie in termen van inspanning, tijd, resultaat en middelen. Welke argumenten zijn er bovendien om voor een bepaalde optie te kiezen of juist voor een andere? En zijn er ook tegenargumenten? Het begint dus met informatie en overzicht.
Dat er van alles te doen is, bood weinig perspectief voor ons keuzeproces. Dus toen vroeg ik hem: “Wat vind jij leuk om te doen?” En om het concreter te maken voegde ik eraan toe: “Activiteiten met dieren, geschiedenis, technologie of sport?” Hij was duidelijk: “Als het maar geen saai museum is!” Dat was mijn tweede les. Ook al hebben we niet een volledig beeld van de te maken keuzes en moeten we het slechts doen met indrukken, dan trekken we een grens bij wat we in elk geval zeker niet willen. Vaak maakt een keuze niet uit, als het maar niet een ongewenste is. Het is altijd eenvoudiger om te formuleren wat we niet willen, dan wat we willen. Daarmee zou je kunnen zeggen dat we de opties inkaderen en de speelruimte bepalen. “Wat denk jij nou, we gaan toch zeker niet naar een saai museum! Zal ik het concreter maken dan?” Dus ik vertelde over wat er verstopt zat achter de betreffende trefwoorden. Achter dieren een dierentuin, achter geschiedenis een themapark, achter technologie een technologiemuseum en achter sport een voetbalwedstrijd. Je mag er twee kiezen voor de komende dagen. Zijn kaders en mijn kaders, we konden verder met ons keuzeproces.
Hij was er nog niet helemaal uit. Interessant allemaal, maar ook vaag. Zijn beeld van een dierentuin was een plek met een paar kippen, pauwen, hangbuikvarkens en een enkel vosje. Wat een voetbalwedstrijd was wist hij best. Bij de rest kon hij zich weinig voorstellen. Dus koos hij voor de dierentuin en de voetbalwedstrijd. Dat was mijn derde les. Onze hersenen hebben een grondige hekel tegen onzekerheid. Ze willen voorspelbare en herkenbare informatie, beelden en samenhang. De term hiervoor is ‘ambiguity aversion’, weerstand tegen keuzes zonder zekerheid, omdat we informatie missen of de gevolgen niet kunnen overzien. Hoe waarschijnlijker de uitkomst van een keuze is, hoe groter de keuzebereidheid. Heel boeiend is de ‘one-urn-paradox’. Het gaat om een experiment met een vaas met daarin 90 balletjes: 30 zijn rood en de andere 60 zijn zwart of geel. Dus één derde kans op een rood balletje en van zwart en geel onbekend, kan groter zijn, kan kleiner. Mensen kiezen, blijkt uit het experiment, de rode balletjes. Ze hebben houvast aan, hoe flinterdun ook, de ‘concreetheid’ van 30 rode balletjes. Uit kansberekening blijkt overigens dat zwart of geel kiezen veel beter is! Maar onze hersenen willen het risico niet lopen en kiezen niet voor de meest waarschijnlijke, maar voor de meest bekende optie. De illusie van weten: wanneer de kans op een uitkomst bekend is, kiezen we daarvoor in plaats van de uitkomst waarbij de kansen onbekend zijn. Mijn neefje koos voor de meest bekende optie en dus voor een optie binnen zijn comfort-zone.
Terwijl ik hem echt zelfstandig de keuze liet maken, vond ik het toch jammer. Hij liet zoveel kansen liggen door zijn kaders zo strak te stellen en door zich zo weinig avontuurlijk te tonen. Dus ik begon met het aanprijzen van wat er verder allemaal wel niet mogelijk was. En misschien konden we toch een en ander combineren. Omdat ik de logeerpartij tot een onvergetelijk moment in zijn leven wilde maken, ging ik tornen aan zijn en mijn kaders, totdat hij zei: “Het maakt mij eigenlijk niet uit! Kies jij maar!” Een antwoord dat ik kon verwachten en mijn vierde les. Je start vanuit een uitgangspositie met meerdere opties, waaruit je kunt kiezen. De beginvraag: wat gaan we doen? Informatie en overzicht maken de zaak helderder. Kaders helpen om een richting te kiezen en focus aan te brengen. Maar de stap om te kiezen zet je alleen als het nodig is, als stilstaan geen optie is en je wel moet bewegen, als je een doel hebt dat je wil of moet bereiken. Keuzebereidheid heeft met andere woorden te maken met belang en urgentie. Zijn deze er niet, dan maakt het niet uit en is alles goed! Dan maakt een ander bijvoorbeeld de keuzes en heb je het alsnog prima naar je zin. Dat laatste noemen we ook wel eens ‘loslaten’!