We zijn allemaal maar betrekkelijk consequent. We vinden wel dat we gezond moeten eten en meer bewegen. We beloven het onszelf zelfs dat we dat gaan doen. Maar het valt nog niet mee om ons gedrag aan te passen. Al het lekkers lonkt en er zijn genoeg smoesjes, “het regent, dus vandaag geen ommetje”. Herkenbaar? Raadsleden vinden participatie echt belangrijk en vinden ook dat ze welwillend “ja, mits” tegen initiatiefnemers moeten zeggen. Ze beloven dat ze gaan loslaten. In de praktijk valt het niet mee. Wat als het misgaat, als er ongewenste plannen komen die ze niet kunnen tegenhouden, als inwoners tegen zijn? Dus is de neiging sterk om vast te houden, vast te klampen zelfs.
Een raadslid suggereerde zelfs om alle opa’s onder het adviesrecht te laten vallen.
De vorige keer schreef ik al over het adviesrecht van de raad. Dit besluit, dat genomen moet worden voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, gaat eigenlijk over de vraag waar de raad wel of niet over wil gaan. En dus over loslaten. In het omgevingsplan, waar de raad hoe dan ook over gaat (kaderstelling), staan de spelregels, welke activiteit mag waar en onder welke voorwaarden. Mag je een boom kappen, mag je een oprit verbreden, mag je tien of duizend woningen bouwen, extra vierkante meters kantoor of bedrijf toevoegen, de wet noemt dit soort dingen “activiteiten”. Soms is er een vergunning voor nodig. In het omgevingsplan kunnen de regels ondubbelzinnig zijn. Bijvoorbeeld dat een boom hoger dan drie meter niet mag worden gekapt. Ze kunnen ook ruimer worden geformuleerd. Dat als een boom ziek is, deze mag worden gekapt. Ziek? Hoe ziek? Dat moet dus worden beoordeeld. Dat zijn keuzes bij het opstellen van het omgevingsplan en dus nogmaals aan de raad. Soms ontstaan er initiatieven voor activiteiten, die weliswaar in strijd zijn met het omgevingsplan, maar toch iets toevoegen aan de locatie, die meerwaarde hebben en een oplossing zijn voor iets. Soms zijn het initiatieven die niet binnen de regels passen, niet omdat ze echt niet mogen, maar omdat niemand het eerder had bedacht. Die initiatieven zou je willen beoordelen op hun merites en ze al dan niet alsnog toestaan. Dat zijn dus de zogenaamde buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (in jargon: opa’s). De beoordeling is maatwerk en aan het college. Tenzij de raad opa’s kiest waar de raad over wil gaan. Dan moet de raad eerst akkoord gaan en kan het college dan pas verder.
De theorie is duidelijk, staat in de wet. Om die droge informatie te laten leven is het vaak handig om praktijksituaties te bespreken en daarvan te leren. Ik heb er intussen al een paar verzameld. Over oude scholen waar woningen moeten komen, over agrarische bedrijven die een andere (woon-, bedrijf- of zorg) bestemming krijgen, over meer horeca/winkels/voorzieningen op een plek, over nimby-achtige voorzieningen in wijken, over zon- of windenergie-initiatieven en zelfs over het doodgewoon graven van een zwembad in de tuin. Allemaal echte opa’s. Welke casus ik ook gebruik, zelden zullen raadsleden aangeven dat ze er niet over willen gaan. Dit is týpisch iets voor de raad, is de reactie. Die casus valt zéker onder het adviesrecht.
Waarom? Omdat het een voor een initiatieven zijn met impact, die ingrijpend en/of overlastgevend en/of beeldbepalend zijn en waarvan de inwoners verwachten dat de raad zich erover uitspreekt, is de reactie. Je gaat erover, je bent ervan, wordt gezegd. Een raadslid suggereerde zelfs om alle opa’s onder het adviesrecht te laten vallen. Dat mag trouwens niet. De wet geeft aan dat het moet gaan om “categorieën van gevallen” en dat betekent een afbakening. Als niet alles mag, vooruit, dan zoveel mogelijk, hoor ik raadsleden dan zeggen. Dat moet elke raad uiteraard zelf weten. Maar nogmaals: waarom? De raad klimt stiekem zo op de stoel van het college, terwijl hij over de kaders gaat en het college over de uitvoering. En de raad zal zijn vergadersysteem nog eens onder de loep moeten nemen. De wettelijke termijn om uitsluitsel te geven voor aanvragen is namelijk acht weken. Deze termijn kan worden verlengd met nog zes weken en dat zal wel moeten als de raad hier ook over moet vergaderen. Maar dat is op zich nog allemaal oplosbaar en te organiseren.
Maar het punt is wel dat de initiatiefnemer langer moet wachten totdat hij/zij weet of het plan door mag. En laat dat nou nét een van de doelen zijn van de Omgevingswet: snellere en betere besluitvorming. Je wil als gemeente dingen zorgvuldig organiseren én initiatiefnemers niet onnodig laten wachten. De raad moet zich dus afvragen: wat was ook alweer de bedoeling? Waar doen we het allemaal voor? Waarom moeten zoveel mogelijke opa’s langs de raad? Zijn het echt besluiten waar de raad een afweging moet maken of zijn het besluiten die de raad niet durft los te laten?